GESCHIEDENIS DUIVENDAAL

In 1878 aangekocht door het Rijk

Achtergrond: Duivendaal als eerste campus in de beginjaren

De 7 ha grote locatie “Duivendaal” werd in 1878 aangekocht door het Rijk. Dit terrein bestond uit ca. 7 ha zware kleigrond, waarvan 2.8 ha als bouwland en 3.5 ha als weiland werd gebruikt. Het overige deel werd kort daarop door gebouwen ingenomen. In dit drassige gebied verrezen de modelboerderij Duivendaal met bijgebouwen en proefvelden, een internaat en een Kabinet voor Landbouwwerktuigen. Het bouwprogramma van de Rijkslandbouwschool werd in 1882 voortgezet met de voltooiing van een tuinmanswoning met schuur aan het Spijk.

Net buiten Duivendaal verrezen het zelfstandige Proefstation voor Zaadcontrole (1902) en het Station voor Maalderij en Bakkerij (1909). Aan het complex Duivendaal werden later toegevoegd: een onderwijsgebouw (1903), een proefstation voor veevoeding (1916), een hulpaula (1921), een congres- en hotelcomplex WICC/Hof van Wageningen (1972) en het bestuurscentrum van de WUR (1990).

Om tijdsverlies tussen het hoofdgebouw (Bassecour) en Duivendaal te besparen werd op kosten van het Rijk een verharde, met linden beplante weg dwars door Duivendaal aangelegd en een daarop aansluitende brug over de stadsgracht gebouwd. Dit bracht de duur van de voettocht terug van tien naar drie minuten. Het internaat op Duivendaal werd na het cursusjaar 1894/1895 opgeheven vanwege het geringe aantal leerlingen (nog maar een tiental). Na de opheffing van het internaat kwamen in dat gebouw de afdeling Landbouwschool en het woonhuis voor de directeur van deze school.

Het ‘rijks bouwen’ vernieuwd

In de jaren 1870 – 1880 heeft zich een belangrijke ontwikkeling afgetekend in de architectuur van Nederlandse rijksgebouwen. Van grote invloed is de aanstelling geweest van Jhr. Victor de Stuers tot Ambtenaar van Kunsten en Wetenschappen in 1875, aldus Botman en Tummers, de auteurs van Het Schip van Blaauw – Bouwen voor de Landbouwuniversiteit Wageningen 1887 – 1990 (Wageningen, 1990). Victor de Stuers, zo vervolgen zij, stond een geheel nieuwe ontwikkeling in de bouwkunst voor. Hij stelde in 1876 Cuyper aan als architect voor de gebouwen van het Rijksmuseum. Het tweemanschap De Stuers/Cuypers zou vervolgens voor enkele decennia het gezicht van het rijks bouwen, en daarmee van een groot deel van de Nederlandse architectuur, bepalen.

De eerste onderwijsgebouwen in ‘nieuwe stijl’

Als rijks bouwkundige voor de Gebouwen van Onderwijs stelden De Stuers en Cuypers de jonge Jacobus van Lokhorst aan, en het ontwerpen van de bebouwing van Duivendaal werd een van zijn eerste taken. Na de bouw van een drietal kleinere panden op dit terrein ontstond een discussie over de kosten van Van Lokhorsts ontwerp voor een Internaat. In vervolg daarop liet de toenmalige directeur van de Rijkslandbouwschool binnen Wageningen een alternatief ontwerp maken. Dit ontwerp werd door De Stuers neergesabeld, hij sprak van ‘een bespottelijke navolging’ van Griekse tempels ‘met terra cottakrullen en cement pap’, waarvan de ontwerper behoort tot ‘die timmerlieden, waaraan vroegere regeringen tot schade der schatkist en tot schande van het land reeds te lang ons achterlijk bouwwezen hebben toevertrouwd’. Het blokkeren van dit ontwerp en het verkiezen van een aangepast ontwerp van Van Lokhorst was richtinggevend: ‘Door […] de felle reactie van De Stuers […] zien we hoe de ontwikkeling naar een moderne Nederlandse architectuur op een bijzondere wijze in dit ene gebouw geconcentreerd is weergegeven’, aldus bovengenoemde auteurs.

Als kantelpunt voor een nieuwe stijl van bouwen heeft de monumentale bebouwing van Duivendaal een belang dat boven het lokale uitstijgt.

Van Lokhorst (1844 – 1906)

Jacobus van Lokhorst bleef tot aan het begin van de 20e eeuw regelmatig in Wageningen bouwen. Buiten zijn gebouwen op Duivendaal zijn vooral van belang: de Rijks HBS (1896), het Landbouw Proefstation (1900) en het hoofdgebouw voor de Rijks Tuinbouwschool (1896).

Wat zijn stijl betreft bleef Van Lokhorst zich ook in zijn latere werk afzetten tegen het 19e-eeuwse classicisme. Functionele constructies en logische materiaalbehandeling kenmerken zijn gebouwen. Zijn gevels zijn nooit met ornamenten overladen en altijd opgetrokken uit, vaak fel- of donkerrode, baksteen, dikwijls verlevendigd met – vooral boven deuren en vensters – geglazuurde baksteen.

Duivendaal in de Welstandsnota Gemeente Wageningen 2004

Het gebied Duivendaal maakt deel uit Kernrand-Noordwest. In dit gebied werd in 1876 de Rijkslandbouwschool (thans WUR) gevestigd: het onderwijs- en laboratoriumcomplex Duivendaal.

Naast het complex van de WUR en de bebouwingsrand van de Lawickse Allee omvat het deelgebied ook een congres- en hotelcomplex (IAC/WICC). Het WUR-complex ligt tussen de stadsgracht en de Lawickse Allee. Het is een parkachtig gebied met grootschalige moderne gebouwen en enkele 19e-eeuwse gebouwen. De moderne bebouwing heeft een plat dak. De kleurstelling is licht. De gevels bestaan uit crèmekleurige baksteen. De 19e-eeuwse gebouwen zijn voorzien van een kap bedekt met antracietkleurige dakpannen. De gevels bestaan uit roodbruine baksteen.

Beleid en ontwikkeling

Het beleid is gericht op verbetering van de uitstraling van het centrumgebied met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische waarden.

Waardebepaling/welstandsregiem. Het gebied Kernrand-Noordwest is cultuurhistorisch waardevol. Kernrand-Noordwest sluit aan op het historisch waardevol centrumgebied. Op grond hiervan heeft het gebied een bijzonder welstandsniveau.

Wageningen Monumentaal pleit voor het behoud van het volledige ensemble van eind 19e-eeuwse
gebouwen op Duivendaal met de prachtige omringde stadsgracht. De cultuurhistorische waarde van dit ensemble als eerste campus van Wageningen UR is onschatbaar. Duivendaal is een historische locatie met een eigen karakter.